Arbitrage- wetgeving

Arbitrage is een vorm van alternatieve geschillenoplossing welke in de wet is vastgelegd. Het biedt de mogelijkheid aan partijen om een geschil buiten de overheidsrechter om op te lossen. Hier is wederzijds goedvinden voor nodig. De beslissing over het geschil dragen de partijen op aan arbiters. Deze arbiters functioneren als rechter en hebben in beginsel ook dezelfde bevoegdheden.

De wettelijke grondslag van arbitrage is opgenomen in artikel 1020 ev Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Dit artikel eist op haar beurt een contractuele grondslag voor arbitrage. Deze contractuele grondslag is van belang omdat partijen door de keuze voor arbitrage afstand doen van hun recht op behandeling door de overheidsrechter.

De contractuele grondslag voor arbitrage wordt vastgelegd in een rechtsgeldige overeenkomst. Dit kan op twee manieren, namelijk in een overeenkomst tot arbitrage in een bestaand geschil of in een overeenkomst tot arbitrage voor geschillen die in de toekomst tussen partijen zouden kunnen ontstaan over een rechtsbetrekking. Dit laatste noemen we het arbitraal beding en wordt opgenomen in de algemene voorwaarden welke bij een overeenkomst behoren. Dit is ook de wijze waarop de bevoegdheid van DigiTrage wordt overeengekomen.

Na de arbitrale procedure wordt de gewone rechter verzocht om verlof tot tenuitvoerlegging van het vonnis te verlenen. De rechter zal in dit geval alleen op formele punten letten, zoals de vraag of de arbiters bevoegd waren en of de voorgeschreven procedure gevolgd is. Is dit het geval, dan zal hij de tenuitvoerlegging gelasten. De rechter zal het geschil niet inhoudelijk opnieuw behandelen. Met het arbitraal vonnis en het verlof tot tenuitvoerlegging kan nakoming van het vonnis worden afgedwongen.